Is het zinvol om de veeteelt in Nederland te halveren?
Uitgangspunten
Het centrale thema van onze uitgangspunten zou men kunnen vangen onder de noemers ‘leefomgeving’ en de ‘rechtvaardige verdeling van de claims op de leefomgeving’. In zijn ‘Theory of Justice’ noemt de Amerikaanse filosoof John Rawls ‘justice as fairness’ als de manier om naar het begrip rechtvaardigheid te kijken en dat is ook wat wij als energiecoöperatie Duurzame Energie Grashoek U.A.willen doen.
Indien men rechtvaardigheid beschouwd als een vorm van ‘fairness’, billijkheid, waarbij ieders recht gelijkwaardig is, dan komt men al snel tot het besef dat samenwerking de enige sleutel is om tot een rechtvaardige oplossing te komen van de bestaande problemen. De landbouwers hebben recht op een eerlijke broodwinning, de bevolking op een gezonde leefomgeving en de overheid op de middelen om iedereen recht te doen en om aan opgelegde en juridische verplichtingen te voldoen. Het is echter juist die billijkheid die we vaak missen in onze perceptie van de interactie tussen publiek, milieubeweging, overheid en agrarische sector als het gaat om de aanpak van de diverse, aan landbouw gerelateerde probleemgebieden.
Een ander uitgangspunt is het principe van de pragmatische aanpak. Wij hebben geen politieke achtergrond, de meesten van ons zijn ook geen agrariërs, maar we zijn wel burgers die hun leefomgeving bedreigd zien en die bereid zijn om samen met overheid en agrarische sector te werken aan pragmatische oplossingen voor de bedreigingen van onze leefomgeving. De problemen van de overheid en de agrarische sector inzake de leefbaarheid zijn ook immers ook onze problemen. Als we nu naar de dynamiek van de laatste maanden en jaren kijken, dan missen wij echter daarin juist dit pragmatisme. Problemen worden niet bij de bron aangepakt en als toeschouwers krijgen we de indruk dat het verdedigen van politieke stellingnames belangrijker is geworden dan het oplossen van de problemen. Ondertussen tikt de klok echter genadeloos door.
50% minder intensieve veeteelt
Nemen we bijvoorbeeld de veel gehoorde stelling dat de intensieve veeteelt in Nederland met 50% moet teruggebracht worden om de bestaande problemen het hoofd te kunnen bieden. In zijn onderbouwing van deze stelling stelt Kamerlid T. de Groot(D66) dat het belang van de veeteelt voor de Nederlandse economie gering is(1%), terwijl de vervuiling die de veeteelt veroorzaakt (70%) erg groot is. Bovendien wordt door de Nederlandse landbouw hoofdzakelijk voor de export geproduceerd. Dit is voor het Kamerlid een reden om te pleiten voor een decimering van de Nederlandse veeteelt.
De vraag is ten eerste of deze argumentatie klopt en ten tweede of zijn voorstel dan de beste oplossing is voor de bestrijding van de aangehaalde problemen.
Cijfermatige onderbouwing
Om te beginnen komt volgens ons de cijfermatige onderbouwing niet overeen met de gegevens zoals die door het CBS gepubliceerd worden. Het goochelen met statistieken en cijfers lijkt ons geen goede manier om de omvang en de rol van de Nederlandse landbouw in de gehele klimaatproblematiek te omschrijven en levert volgens ons op deze manier ook geen steekhoudende argumenten op. Bij het aanhalen van de nationale macrocijfers wordt door de Groot onvoldoende ingegaan op de specifieke situatie van het platteland zelf. Indien we het belang van de landbouw in het algemeen en de intensieve veeteelt in het bijzonder toespitsen op alleen de plattelandseconomie dan krijgen we immers een heel ander beeld dan in het kader van een nationale economie. Dan hebben we het niet over een belang van slechts 1% maar van tientallen procenten in de plaatselijke plattelandseconomie. Verder is ook de stelling dat 70% van de vervuiling afkomstig van de landbouw op zijn minst discutabel. De realiteit is dat we in feite niet precies weten wie hoeveel vervuild en hoe die plaatselijke vervuilingen zich vervolgens over het hele land en over de grenzen heen verspreiden. Dat de landbouw veel uitstoot staat vast, maar het gegoochel met cijfers levert op deze wijze geen adequate oplossingen op.
Dan het argument dat de Nederlandse landbouw vooral voor de export produceert en dus vanwege de daarmee gepaarde vervuiling moet afgebouwd worden. In feite wordt hier gesteld dat export iets negatiefs is terwijl Nederland de facto zijn welvaart hoofdzakelijk aan diezelfde export te danken heeft. Indien we deze redenering zouden doortrekken naar andere sectoren waar bedrijven zoals Shell, DSM, KLM, Tata-steel, enz. actief zijn, bedrijven die hoofdzakelijk voor de export produceren en vaak erg vervuilend zijn, dan zou dit een regelrechte ramp voor de nationale economie betekenen en dat kan toch nooit zijn bedoeling zijn geweest. Ook dit argument is volgens ons dus eveneens niet steekhoudend en geen goede basis om op een zo ingrijpende manier om te gaan met de plattelandsbelangen.
Biedt het voorstel perspectief?
Dan de oplossing zelf: wat zijn de gevolgen van een halvering van de veestapel voor het Nederlandse platteland en biedt deze oplossing voldoende perspectief?
Stel dat we elk landbouwbedrijf in Nederland op een landkaart zetten waarbij we de bedrijven verdelen in 2 kleuren. Rood, van licht naar donkerrood, voor die bedrijven die onaanvaardbaar veel broeikasgassen uitstoten en groen voor die bedrijven die zo weinig uitstoten dat ze de leefomgeving niet of slechts minimaal belasten. Verder trekken we cirkels rond elk bedrijf. Hoe groter de cirkel hoe groter het verspreidingsgebied van de vervuiling. Laten we dan stellen dat leven binnen de cirkels van de rode bedrijven gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en dat de kwaliteit van leven daar ernstig geschaad kan worden. Wanneer we nu de helft van de bedrijven verwijderen van de kaart, hoe doen we dat? Nemen we eerst de rode of gaan we gewoon om het andere bedrijf schrappen? En hoe organiseren we dan die afbouw? Het schrappen van de helft van de landbouw lost plaatselijke vervuiling maar voor de helft op en de overgebleven bedrijven blijven hotspots van vervuiling. Volgens ons lost deze aanpak de problemen niet op. Het is de manier van mestopslag die het probleem veroorzaakt, niet het aantal dieren. Dat laatste bepaalt alleen de totale grote van het probleem, maar geeft geen informatie over het probleem van de uitstoot zelf.
Uitkoopregeling
Op dit moment wordt gewerkt met een uitkoopregeling op, voorlopig, vrijwillige basis waarbij uitgegaan wordt van de vervangingswaarde. Voor nieuwe stallen krijgt men dus meer dan voor een oude afgeschreven stal. Dit betekent in de praktijk dat de nieuwere en vaak minder vervuilende installaties worden ontmanteld en vervolgens naar het buitenland verkocht worden waar vaak onder een minder streng en dus vaak vervuilender regime dezelfde, of zelfs grotere hoeveelheden dieren gehouden worden, onder omstandigheden die zorgen voor minder dierwelzijn. Omdat de oude stallen nog weinig waarde hebben krijgt de landbouwer dusdanig weinig dat zelfs de sloopkosten er niet van betaald kunnen worden. Meestal betekent dit dat voorlopig op de oude voet wordt verder gegaan.
Conclusies
Wat is nu het resultaat van dit alles? Door de focus van ‘uitstoot’ naar ‘aantal dieren’ te verleggen heeft de overheid een gemakkelijke route gekozen die echter het probleem van de uitstoot niet bij de bron aanpakt en dus niet of nauwelijks de problemen oplost, terwijl de gevolgen voor de plattelandseconomie onevenredig hard zijn. Even een korte (onvolledige) opsomming:
- door dit beleid blijven er teveel hotspots (bedrijven met een rode cirkel over. Dus voor wie in zo een overgebleven rood gebied woont verandert er niets, waardoor de gezondheid van de bewoners van die rode gebieden nog steeds in gevaar is en hun leefomgeving nog steeds zwaar aangetast blijft.
- het probleem van de uitstoot wordt geëxporteerd, waardoor op wereldschaal er niet minder, maar meer uitgestoten wordt met als extraatje minder dierwelzijn op wereldschaal. Bovendien worden elders bewoners slachtoffer van Nederlands beleid. Dit schoonvegen van de eigen stoep is niet alleen niet effectief, maar ook onethisch en dus verwerpelijk.
- de uitstoot blijft hoog zonder dat er perspectief is op verbetering en de verwachting is dat de overblijvende bedrijven in de toekomst weer gaan groeien waardoor de situatie in de rode gebieden nijpender wordt.
- de plattelandseconomie wordt onevenredig hard getroffen waardoor er een druk komt op de plaatselijke werkgelegenheid. Hierdoor zullen deze krimpregio’s nog meer problemen krijgen
Samengevat stellen we dat een halvering van de veestapel daarom niet alleen onbillijk is naar de plattelandsbevolking toe omdat deze onevenredig hard door zo een maatregel zou getroffen worden, bovendien, en dat is meer dan zorgelijk, wordt het probleem van de uitstoot op die manier niet bij de bron aangepakt en zullen op microniveau de problemen alleen maar groter worden.
Hoe verder?
Ondanks de discutabele stellingname heeft Kamerlid de Groot echter wel een punt, een belangrijk punt zelfs. De uitstoot van de broeikasgassen door de landbouw is meer dan zorgelijk en niets doen aan deze situatie is eveneens niet billijk. Niet naar de overheid, niet naar de bevolking en ook niet naar het bedrijfsleven toe. De overheid moet zich immers houden aan afspraken en aan gerechtelijke uitspraken, de bevolking heeft recht op een gezonde leefomgeving en voor een gezonde economie moet het bedrijfsleven naar behoren kunnen functioneren. Een weigerachtige en zelfs negatieve houding van de agrarische sector ten aanzien van aanpassingen in die sector is dan ook niet wenselijk, gezien het feit dat de leefbaarheid van onze leefomgeving, de volksgezondheid en de slagkracht van onze economie op het spel staan. De argumentatie van sommige boeren dat de sector al heel veel gedaan heeft snijdt in die zin geen hout dat het helaas gewoonweg niet genoeg is. Indien het resultaat van alle inspanningen onvoldoende is om onze leefomgeving weer gezond te krijgen, zeker voor de toekomstige generaties, dan heeft het agrocomplex eenvoudigweg gefaald, hoeveel inspanningen er ook gedaan zijn. Maar ook hier is nuancering op zijn plaats, het is aan de overheid om het agrocomplex billijke en werkbare kaders aan te bieden waarbinnen de landbouwsector haar verantwoordelijkheden kan nemen en kan werken aan een duurzame toekomst met perspectieven voor de volgende generaties op gebied van werk, gezondheid en klimaat.
Ten slotte is er nog de bevolking. Ook wij als burgers dienen ons billijk op te stellen willen we samen met overheid, milieubewegingen en de agrarische sector kunnen bouwen aan een duurzame leefomgeving die gekenmerkt wordt door een rechtvaardige verdeling van lasten en lusten. We zullen allemaal ons koop- en leefgedrag moeten aanpassen en we zullen meer aandacht moeten krijgen voor de gezondheid van onze leefomgeving!!!
Oplossing?
Zoals reeds eerder gesteld is het grote euvel van de manier van aanpakken in dit geval dat het probleem niet bij de bron wordt aangepakt. Dat is de reden dat de werkgroep Duurzaam Grashoek het agri-project heeft opgestart. Met een combinatie van bestaande technieken kunnen we een reductie van tot 85% bereiken in de varkens- en rundveesector. Op deze manier verdwijnen in de varkens- en rundveesector alle rode cirkels en hebben zowel grotere als kleinere bedrijven een toekomstperspectief! Voor de pluimveesector blijven de problemen echter groot. Maar ook hier wordt door ons gezocht naar werkbare oplossingen.